NLP Woordenlijst
Hieronder vind je een overzicht van de vaak gebruikte NLP-termen.
Afstemmen
Een methode die wordt gebruikt om snel rapport op te bouwen door je eigen gedrag af te stemmen op het gedrag van degene met wie je communiceert.
Afstemmen op de toekomst (Future pacing)
Het proces waarin mentaal een voorstelling wordt gemaakt van een toekomstige situatie om zeker te stellen dat het gewenste gedrag in de toekomst automatisch en op een natuurlijke manier plaatsvindt.
Allergie
Verstoring van het immuunsysteem, verhoogde gevoeligheid van het organisme voor stoffen die al eerder daarin waren opgenomen, maar nu ziekelijke reacties veroorzaken. Een allergie doet zich al bij de kleinste hoeveelheid van de stof voor. Een niet-aangeboren allergie heeft geen lichamelijke oorzaak.
Ankeren
Het proces waarin een interne reactie geassocieerd wordt met een externe stimulus (zoals de klassieke conditionering) zodat de reactie snel en soms onopvallend opgeroepen kan worden.
Auditief
Heeft te maken met geluid of het hoorzintuig.
Automatische denken
De denkprocessen waarvan we ons niet of nauwelijks bewust zijn. In de psychologie wordt dit het systeem 1 denken genoemd. In de traditionele NLP wordt dit het onbewuste genoemd.
Basismotieven
3 motieven die in elke cel, van plant, dier of mens, aanwezig is: Leven, Ontwikkelen en Samen (zijn/werken)
Betekenis
In NextGen NLP wordt deze term gebruikt voor het waarde-oordeel dan aan informatie wordt gegeven. In het denkproces wordt betekenis gegeven aan informatie op basis van eerdere overeenkomstige informatie met betekenis (vanuit herinneringen).
Bewuste denken
De denkprocessen waarvan we ons bewust zijn. In de psychologie wordt dit het systeem 2 denken genoemd. De traditionele NLP noemt dit het bewuste.
Bewustzijn
Het vermogen om informatie te interpreteren en betekenis te geven en om vervolgens een reactie te initiëren.
Chunken
Het organiseren van informatie in grotere of kleinere delen. Bij upchunken ga je naar een hoger, abstracter niveau, bij downchunken ga je naar een specifieker en concreter niveau en bij lateraal chunken zoek je naar andere voorbeelden op hetzelfde niveau.
Concept
Een geheel van gedachten of herinneringen. Een concept omvat informatie met een bepaalde betekenis.
Congruentie
Als je manier van denken en je gedrag helemaal overeenstemmen. Je zegt wat je doet en je doet wat je zegt.
Context
De context is het kader waarbinnen zich een specifieke situatie voordoet. De context bepaalt vaak hoe een specifieke ervaring of gebeurtenis wordt geïnterpreteerd. De context is in principe informatie zonder betekenis. De context is geen deel van ons gedrag maar iets waarop we reageren.
Criteria
Dat wat waarden een betekenis geeft.
Delen van gedrag
Het symbolisch benoemen van programma’s voor gedrag.
Denkvoorkeuren
Aangeleerde interne programma’s die bepalen hoe je je informatie verwerkt en organiseert.
Design Human Engineering™ (DHE)
Een methode om compleet nieuw gedrag te ontwerpen en te installeren.
Dieptestructuur
Taalkundige term voor informatie in herinneringen en gedachten. NextGen NLP gebruikt hiervoor de term Concept.
Downtime
De focus is naar binnen gericht, iemand denkt na.
Focus
Deze term wordt in NextGen NLP gebruikt voor het richten van de aandacht op bepaalde informatie door zowel het automatische denken als het bewuste denken. Er bestaat 1 focus in het bewuste denken (aandacht). Het automatische denken maakt gebruik van meer focussen dan 1.
Geassocieerd
Als je gevoelens en een groot deel van je zintuiglijke ervaring een beleving in de situatie zelf is. “Je zit er helemaal in”.
Gedissocieerd
Je ervaart een gebeurtenis als vanaf een afstand.
Je kijkt naar jezelf. Je creëert afstand van de situatie.
Gustatoir
Heeft te maken met smaak en proeven.
Herkaderen
Een proces dat bij NLP gebruikt wordt om de betekenis van gedrag te veranderen.
Hypnose
Het proces van iemand leiden naar een staat waarin de hypnotiseur directer in contact komt met het automatische denken. Door het geven van suggesties kunnen nieuwe patronen voor denken en gedrag in het automatische denken worden ingebouwd.
Informatie
Prikkels uit de omgeving of uit het fysieke lichaam die door de zintuigen worden opgehaald en in het denkproces (interpretatie en reactie) worden verwerkt. Informatie op zich heeft geen betekenis.
Installeren
Het mogelijk maken dat iemand een nieuw gedrag verwerft.
Intolerantie
Een persoon reageert met een ongewone lichamelijke reactie op het contact met een bepaalde stof, terwijl diezelfde stof bij anderen gewoonlijk geen bijzondere reactie veroorzaakt. Anders dan bij een allergie vindt de reactie pas plaats na het bereiken van een drempelwaarde. Je kunt 3 bananen eten, maar bij de vierde reageert je lichaam allergisch.
Kalibreren
Het leren herkennen van onbewuste, non-verbale reacties bij iemand. De externe waarneembare reacties zijn gekoppeld aan interne denkpatronen.
Kinesthetisch
Heeft te maken met (tactiel) voelen. In NLP wordt de term kinesthetisch gebruikt voor wat zowel inwendig als uitwendig op de huid kan worden gevoeld. Let op! Het is niet het hebben van een emotie.
Metafoor
Een metafoor is een overdrachtelijke uitdrukkingsvorm waarbij een boodschap wordt verpakt in een verhaal of anekdote.
Metamodel
Een model ontwikkeld door John Grinder en Richard Bandler waarin categorieën taalpatronen worden geïdentificeerd die onvoldoende informatie bevatten. Door vragen te stellen kan iemand de informatie specificeren en verduidelijken en daarmee zelf meer inzicht krijgen in gedachten en herinneringen.
Miltontaal
Milton Erickson was een psychiater en psychotherapeut die hypnose gebruikte in zijn werk. De zinnen en combinaties van woorden die hij gebruikte bleken heel effectief te werken. Deze 'taalpatronen' worden nu Miltontaal genoemd. De beste omschrijving is: een manier van communiceren die vaag is maar heel concreet klinkt. De luisteraar is dan geneigd om de vaagheden in te vullen met eigen waarheden. De communicator krijgt zo de gelegenheid om én in rapport te gaan met de luisteraar én om de luisteraar te sturen in het denken.
Modelleren
Het proces van observeren en in kaart brengen van succesvol gedrag en strategieën van andere mensen.
Neuro Hypnotic Repatterning™ (NHR)
Een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van hypnose om belemmerend gedrag te veranderen naar gewenst gedrag.
Neuro-Linguïstisch Programmeren
Een gedragsmodel en een verzameling specifieke vaardigheden en technieken ontwikkeld door Grinder en Bandler in 1975. Gedefinieerd als de studie van de structuur van subjectieve ervaring. NLP bestudeert de patronen of de programmering die gecreëerd wordt door de interactie tussen de hersenen (neuro), de taal (linguïstisch) en het lichaam dat zowel effectief als niet effectief gedrag produceert. De vaardigheden en technieken ontstonden door de patronen van uitmuntendheid in diverse vakgebieden van professionele communicatie zoals psychotherapie, bedrijfsleven, hypnose, rechten en educatie te onderzoeken en te modelleren.
Next Generation NLP
Een combinatie van XLence™ met onderdelen van de klassieke NLP. NextGen NLP neemt het denken als uitgangspunt voor gedragsverandering en werkt daardoor effectiever en efficiënter dan de traditionele NLP.
Olfactoir
Heeft te maken met geur en ruiken.
Oppervlaktestructuur
Alles wat gezegd wordt. De woorden of de taal die gebruikt worden om iets te beschrijven of die betekenis geven aan de informatie vanuit de dieptestructuur.
OPZET
De combinatie van condities waaraan iets moet voldoen om een effectief en ecologisch verantwoord resultaat te kunnen behalen. In NLP voldoet een doel aan de vormvoorwaarden als:
- het Onder eigen controle hebben van het behalen van doelen,
- Positief geformuleerd
- het Zintuiglijk specifiek gedefinieerd en testbaar is,
- de context past binnen de externe Ecologie en de positieve effecten van de huidige situatie behouden blijven,
- het Tijd specifiek is, d.w.z. dat een exacte datum en/of tijd is bepaald.
Overtuiging
Gedachten waarvan men denkt dat ze ‘waar’ zijn, ze worden gezien als ‘feiten’. Overtuigingen bepalen wat iemand belangrijk of onbelangrijk, goed of fout vindt.
Een overtuiging is in wezen een waarde-oordeel. Overtuigingen bestaan in zowel het bewuste als in het automatische denken.
Persoonlijke realiteit
De ervaring die ontstaat op basis van de interpretatie van informatie. De persoon ervaart het als de werkelijkheid.
Positieve intentie
Elk gedrag is erop gericht iets positiefs te bereiken voor die persoon. De 'waarde' die met dit gedrag wordt bereikt noemen we de positieve intentie.
Predikaten
Proceswoorden (zoals werkwoorden, bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden) die iemand gebruikt om een onderwerp te beschrijven. In NLP worden predikaten gebruikt om te achterhalen welke denkvoorkeur iemand op dat moment gebruikt bij het verwerken van informatie.
Rapport
Het bewust tot stand brengen van vertrouwen, harmonie en samenwerking in een relatie.
State
De mentale en emotionele staat van zijn waaruit iemand op een bepaald moment handelt.
Strategie
Een NLP term om het ontstaan van gedrag te verklaren. Een strategie wordt gezien als een specifiek geheel van mentale stappen en gedragingen die tot een bepaald resultaat (gedrag) leiden.
Submodaliteiten
De specifieke zintuiglijke kwaliteiten die door de zintuigen worden waargenomen. Voorbeelden van visuele submodaliteiten zijn kleur, vorm, beweging, helderheid, diepte, van Auditieve submodaliteiten: volume, toonhoogte, tempo, van Kinesthetische submodaliteiten: druk, temperatuur, en de plek in of op het lichaam.
Synesthesie
Fenomeen waarbij bepaalde zintuigelijke informatie een aanzet geeft tot het ophalen van herinneringen met gerelateerde informatie. Bijvoorbeeld door het horen van een bepaald liedje kan een gevoel opkomen dat eerder in een andere context was ontstaan en waarin ditzelfde liedje te horen was.
Tijdlijn
De organisatie van herinneringen (informatie) in de tijd.
Toegangssignalen
Subtiele gedragingen die aangeven welk zintuiglijk representatiesysteem wordt gebruikt bij het denken. Typische toegangssignalen zijn toon, temp, tonaliteit, oogbewegingen, gebaren, houding en ademhaling (TOGHA).
TOTE
Dit model is ontwikkeld door Miller, Galanter en Pribram.
De term staat voor de reeks: Test-Operate-Test-Exit en beschrijft de basis feedback lus die in NLP gebruikt wordt om gedrag te veranderen.
Trance
Een staat die gewoonlijk het resultaat is van hypnose. Ook de state die ontstaat als je je concentreert. We functioneren in een rijke variëteit van trances, afhankelijk van waar we op een gegeven moment mee bezig zijn (televisie kijken, eten, autorijden, fietsen, hardlopen enz.).
Uptime
De focus is naar de omgeving (naar buiten) gericht. Externe informatie wordt opgehaald via de zintuigen en verwerkt in bewuste of automatische denkprocessen.
VAKOG
Afkorting voor Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactoir en Gustatoir.
Visueel
Heeft te maken met zien, kijken.
Voorstellingsvermogen
Het vermogen om een innerlijke voorstelling te creëren van een mogelijke toekomstige situatie, inclusief beelden, geluiden en een state.
Waarden
Waarden zijn diep gegronde redenen waarom we iets wel of niet doen en geven richting geeft aan ons denken en handelen. Dat wat we in ons leven belangrijk vinden omschrijven we als waarden.
XLence™
Is een aanvulling op NLP waarbij de aandacht juist gericht wordt op de waarom vraag achter gedrag. "Waarom is dat gedrag zo belangrijk?" XLence™ is gericht op het sturen en veranderen van de onbewuste overtuigingen, die het denken beïnvloeden. Door XLence™ te combineren met onderdelen van NLP ontstond NextGen NLP.